Verpleegkundige interventies bij zelfverwonding
In deze rubriek presenteren bachelor- en masterstudenten hun eindproef.  Ook meedoen? Mail je proef naar info@nvkvv.be
Nursing februari 2020





Nele Geudens (31)
Afgestudeerd: juni 2019 aan Thomas More Mechelen, bachelor Verpleegkunde
Werkt: Op de behandelafdeling Marquee 2 voor adolescenten met psychische problemen in het Multiversum ziekenhuis te Antwerpen. 
Geleerd van de proef: ‘Door open over zelfverwonding te praten, voelen jongeren zich begrepen. Het belang om alles samen met de jongere te doen blijft me ook sterk bij; samen interventies plannen, opdrachten uitvoeren, de familie betrekken, samen wonden verzorgen.’
 
Context
Zelfverwondend gedrag komt vaak voor bij jongeren met psychische problemen. Vanuit de literatuur blijkt dat de houding van verpleegkundigen invloed heeft op het verloop van zelfverwondend gedrag bij de jongere.1,2 Verpleegkundigen zijn sterk betrokken bij de behandeling van deze jongeren en kunnen een verschil maken. Deze bachelorproef onderzoekt hoe je de verpleegkundige benadering van jongeren met zelfverwondend gedrag kunt optimaliseren.

Methode
Door middel van een literatuuronderzoek werden twee onderzoeksvragen uitgewerkt. ‘Op welke wetenschappelijke manier kunnen verpleegkundigen de wondzorg na zelfverwondend gedrag uitvoeren?’ en ‘Welke interventies kan de verpleegkundige aanwenden ter preventie van zelfverwondend gedrag?’ 

Resultaten
De resultaten werden gebundeld in een interventiekaft en een brochure voor verpleegkundigen. De interventiekaft is een praktische handleiding ter preventie van zelfverwondend gedrag. Zelfverwonding zal afnemen wanneer de verpleegkundige een vertrouwensband met de jongere opbouwt. Een gesprek is een krachtig hulpmiddel om zelfverwonding te doen afnemen. De verpleegkundige praat over de gebeurtenis en maakt een kettinganalyse op. Samen wordt gezocht naar andere manieren om met spanning om te gaan en wordt een signaalplan opgemaakt. Wanneer de verpleegkundige een anamnese afneemt over zelfverwondend gedrag, zal het gedrag zelfs met 40% afnemen. 
Daarnaast kan de jongere aan de slag met opdrachten. Hij kan de voor- en nadelen van zelfverwonding neerschrijven en bespreken, of een ‘hope box’ maken, een doos gevuld met persoonlijke spullen, zoals een knuff el of foto’s. Het bekijken van die spullen doet de drang tot zelfverwonding afnemen.
De brochure verduidelijkt op welke manier de wondzorg uitgevoerd moet worden, met aandacht voor de verzorging en acceptatie van littekens. Verpleegkundigen kunnen jongeren leren zelfstandig hun wonden te verzorgen; dit leidt tot een afname van zelfverwondend gedrag. De familie moet ingelicht worden na zelfverwonding, sociale steun doet zelfverwonding afnemen. 

Conclusie
De interventiekaft en de brochure worden gebruikt op de adolescentenafdeling van een psychiatrisch ziekenhuis in Antwerpen. Verpleegkundigen geven aan dat ze zich zekerder voelen in hun handelen naar zelfverwondend gedrag toe. Door open te spreken over zelfverwonding voelen jongeren zich begrepen en hebben ze alternatieven voor zelfverwonding. Ze voelen zich meer verbonden met de verpleegkundigen. Jongeren maken de opdrachten graag, ze zijn blij dat ze op een praktische manier kunnen bezig zijn met zelfverwonding. Ze zeggen dat het taboe rond zelfverwonding wordt opgeheven. 
 
Noten
  1. Beckman KM-R (2018). Method of self-harm in adolescents and young adults and risk of subsequent suicide. The journal of child and psychology and psychiatry, 2-9.
  2. Karman P, Kool N, Poslawsky E, & Van Meijel B. (2015). Nurses’ attitudes towards selfharm: a literature review. Journal of Psychiatric and Mental Health Nursing, 65-75.