Nieuws NETWERK VERPLEEGKUNDE
Terug

Eindrapportering taskforce Zorgkundigen

Aanbevelingen NVKVV gericht aan de taksforce

Op initiatief van de Vlaamse Gemeenschap is een taskforce voor zorgkundigen gestart. Lees het nieuwbericht inzake hier. 

Vooreerst wil het NVKVV, de beroepsorganisatie voor verpleegkundigen, de leden van de taskforce danken voor hun tijd en het constructieve overleg in tijden waar het creëren van voldoende ruimte voor zulk lijvig dossier geen evidentie is. 
 
Enkel door het durven benoemen van de pijnpunten als positieve punten kan het pad worden geëffend naar een concreet plan van aanpak. Dit eindrapport biedt opportuniteiten om de doelstellingen effectief uit te rollen in het diverse werkveld waar zorgkundigen aan de slag zijn. Het NVKVV is ervan overtuigd dat deze doelstellingen bij zullen dragen tot een verhoogde attractiviteit van het beroep zorgkundige. 

Het eindrapport werd besproken in een transversale werkgroep over de 20 werkgroepen die het NVKVV vertegenwoordigd. Zij onderstrepen expliciet de zorgkundige als belangrijke actor binnen diverse zorgcontexten. Zorgkundigen zijn in bijna even grote getalen als verpleegkundigen tewerkgesteld in welzijn als gezondheidszorg, maar dreigen desondanks vaak ondergesneeuwd te geraken. 

De opmerkingen van de werkgroepen NVKVV zijn onderverdeeld in:
  • Algemene opmerkingen van de werkgroepen NVKVV 
  • Specifieke opmerkingen van de werkgroepen 
  • Toekomstgerichte aanbevelingen van de werkgroepen NVKVV

1. Algemene opmerkingen van de werkgroepen NVKVV 

De aanbevelingen in het dossier zijn bijzonder ruim, waardoor een prioritering van de aanbevelingen aan de orde is. Gezien de initiële doelstellingen van de overheid van ‘ meer kwalitatieve handen’ aan het bed van patiënt/bewoner , adviseert het NVKVV dat  er - prioritair - geïnvesteerd wordt - met behulp van een meerjarenplan -  in het professionaliseren van de leerkrachten door het onderwijs ( met volle medewerking van de werkgevers) en dit d.m.v. van betaalde werkstages van alle leerkrachten van die doelgroep. Hierbij wordt er gewerkt met een portfolio per leerkracht. De inhoudelijke focus  van deze werkstages hierbij ligt zowel op de 5 extra gedelegeerde verpleegkundige handelingen als de items, die onder punt 2.3.2 (pag 14) van het eindrapport vermeld worden. Het aantal uren - per schooljaar - voor elke leerkracht is minimum 8 uren.

Teneinde ook snel effect naar de zorgverlening door zorgkundigen ( op het terrein) te hebben, adviseert het NVKVV dat voor pas afgestudeerde zorgkundigen in het eerste werkjaar een verplichtte bijscholing voorzien te worden van bijvoorbeeld 16u, het tweede werkjaar 12u en het derde werkjaar 8u. De inhouden van deze bijscholingen/vormingen worden bepaald door de tewerkstelling plaats van die zorgkundigen ( bv.accenten in GGZ kunnen anders zijn dan in ziekenhuis of thuiszorg).  Voor de al in dienst zijnde zorgkundigen wordt het huidig aantal uren bijscholing/vorming behouden.


2. Specifieke opmerkingen van de werkgroepen NVKVV

Pg. 6 bij de aanbevelingen rond ‘basishandelingen m.b.t. infectiepreventie’: ‘Een diversifiëring naargelang de context en een verwijzing naar de procedures van de verschillende instellingen’ 
Het eerste stuk lijkt inderdaad opportuun. Wat betreft het 2de deel: Hier veronderstelt het NVKVV dat men met ‘instellingen’, WZC, verschillende ziekenhuizen, thuiszorg, …bedoelt? Indien ja, dan lijkt dit minder evident om te realiseren. Het lijkt op deze manier een beetje op de omgekeerde wereld. Moet er niet juist vanuit het onderwijs een procedure worden aangereikt die gebaseerd is op wetenschappelijke evidentie? Eveneens zorgkundigen leren omgaan met het feit dat procedures kunnen verschillen binnen instellingen. Dit vraagt communicatieve vaardigheden om binnen een instelling aan te geven wanneer de procedure niet up-to-date is.

Pg. 6 Mondzorg
Deze handeling springt eruit. Ook in de gesprekken met de zorgkundigen werd de bezorgdheid bevestigd. Mondzorg blijkt op veel diensten één van de eerste zorghandelingen te zijn die wegvalt onder tijdsdruk. Leerkrachten gaven aan dat de leerlingen/cursisten het wel aanleren op school maar amper de kans hebben op stage om het in te oefenen.’ Met deze vaststelling kan je binnen het kader ‘versterken van de opleiding’ wel niet veel doen. Ze leren het wel adequaat aan, maar kunnen het onvoldoende oefenen, waardoor dit een item is dat moet worden meegenomen naar de stage. Het NVKVV wil de aanbeveling concreter stellen: het gaat om meer aandacht binnen de opleiding naar ‘waarom’ van deze handelingen en het belang van correct uitvoeren (mogelijke gevolgen) & communicatie (wat, wanneer en hoe rapporteren). Bij puntje 2.1.4 is de vraag naar meer aandacht voor prothesen een aandachtspunt en geen aanbeveling.

Pg. 8 bij 2.1.6 Aanbevelingen communicatieve vaardigheden, attitudes en taal
Hier zou NVKVV ook als aanbeveling opnemen dat men binnen de opleiding aandacht dient te besteden aan ‘de stageplaats leren kennen’. Studenten leren dat ze bij aanvang van de stage de visie, gewoontes, werking, eigenheden, … van de stageplaats opvragen en dit samen met de mentor/stagebeleider als eerste overlopen. Dit kan helpen m.b.t. het aandachtspunt ‘Zorgkundigen gaven aan te weinig kennis te hebben over wat je wel en niet mag meedelen aan familie conform wetgeving en afspraken van de instelling’ en ‘correct en realistisch beeld van het werkveld’.

Pg. 11: ‘In de opleiding meer aandacht voor welke doelstellingen in welke setting die kunnen’. 
Is deze zin correct geformuleerd? 

Pg. 12 2.3.Professionalisering en navorming
Professionalisering van leerkrachten: er wordt gesproken over een ‘lerend netwerk’. Wat wordt hiermee bedoeld? Eens ‘uitwisselen’ of ‘effectief aanbevelen dat elke praktijkleerkracht X aantal uren per jaar / setting meedraait zodat ze de voeling met praktijk niet verliezen’? 

Pg 15 3. Eindconclusie
Het NVKVV is het niet eens met ‘Wat men moet leren doen, leert men door het te doen, vat alle aanbevelingen samen’. Dan ga je voorbij aan de verantwoordelijkheid van de onderwijsopleidingen zelf om meer diepgang te geven in de opleiding en de stage-issues aan te pakken, incl. professionalisering van de leerkrachten. 


3. Toekomstgerichte aanbevelingen van de werkgroepen NVKVV

  • In de FRV en TCV werd in 2019 het advies protocolakkoorden uitgewerkt met een lijst van niet-delegeerbare verpleegkundige handelingen. Het NVKVV ziet deze lijst als een toekomstgericht instrument dat mogelijk moet maken dat verpleegkundige handeling, die niet voorkomend zijn op de niet-delegeerbare lijst, kunnen worden gedelegeerd aan de bekwame helper, maar ook aan welzijnberoepen zoals bijvoorbeeld een verzorgende en opvoeders. Uiteraard onder voorwaarde dat ze voldoende opgeleid zijn en geëvalueerd worden door een arts of verpleegkundige. Vanuit dit principe hebben de verzorgenden geen “titel” zorgkundigen meer nodig om de handelingen te kunnen uitvoeren.
  • Zorgkundige is een gezondheidszorgberoep en moet enkel opgeleid worden in “zorgkundige” taken willen we deze mensen behoeden voor de voorwaarden verbonden aan de uitoefening van een gezondheidzorgberoep die beschreven staan in de wet op de kwaliteitsvolle praktijkvoering die vermoedelijk in 2022 in voege zal treden.  Welzijnstaken horen toe aan een ander beroep en dus ook een ander wettelijk kader met name de persoonlijke aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid. 

De vaststellingen van de taskforce zijn voornamelijk vanuit de huidige situatie beschreven (gedelegeerde handelingen, lijst van handelingen, …) en er is onvoldoende gekeken naar de toekomstige samenwerkingsmodellen in de gezondheids- en welzijnssector die toch meer over de muren heen door mekaar gaan lopen (zie ontwikkeling 1elijnszones, netwerken GGZ, …).  

We zijn steeds bereid tot verder dialoog als concrete uitwerking. 
Werkgroepen en regionale netwerken NVKVV