Nieuws NETWERK VERPLEEGKUNDE
Terug

De wetgeving op zorgkundigen

Verloop doorheen de geschiedenis

Door de Wet van 10 augustus 2001 betreffende de gezondheidszorg werd aan het hoofdstuk Verpleegkunde van de Wet op de Gezondheidszorgberoepen (K.B. nr 78) het beroep van de “zorgkundige” toegevoegd die de verpleegkundige dient bij te staan inzake zorgverstrekking, gezondheidsopvoeding en logistiek. Dit gebeurt onder toezicht van de verpleegkundige die deze activiteiten coördineert binnen een gestructureerde equipe.

Er zijn vijf voorname redenen waarom de wetgever het beroep van zorgkundige gecreëerd heeft en het ondergebracht heeft in het hoofdstuk verpleegkunde van de wet op de gezondheidszorgberoepen:
  • Sedert jaar en dag werken verzorgenden met diverse opleidingen samen met verpleegkundigen in ziekenhuizen, ROB en RVT en in de thuiszorg. 
  • Zij verrichten een beperkt aantal activiteiten die behoren tot de bevoegdheid van de verpleegkundigen en verkeren hierdoor in de onwettelijkheid.
  • Om beide beroepen in harmonie met elkaar verder te laten ontwikkelen is het best hen in dezelfde wettelijke structuur onder te brengen.
  • Het beroep van zorgkundige beschouwen als een paramedisch beroep zou als gevolg hebben dat het zich zou ontwikkelen naast dat van de verpleegkunde, zonder verder overleg.
  • De wettelijke erkenning en bescherming van het beroep van zorgkundige houdt in dat de Federale Overheid eisen kan stellen aan de Gemeenschappen om een éénvormige opleiding te creëren. 

Om deze wetswijziging te kunnen toepassen moest een Koninklijk Besluit verschijnen die meer in detail het statuut van zorgkundige zal omschrijven. Het Kabinet van de Minister van Volksgezondheid Mw Magda Aelvoet, heeft vanaf 2000 onderhandelingen gevoerd met de betrokken partijen. Na moeizame besprekingen werd een basisdocument  opgesteld en voorgelegd aan de Nationale Raad voor Verpleegkunde (NRV) en aan de Technische Commissie voor Verpleegkunde (TCV) die, zoals de Wet het voorschrijft, de Minister moeten adviseren vooraleer het uitvoeringsbesluit kan opgesteld worden. 

De werkgroepen van de NRV en de TCV hebben in een gemeenschappelijke vergadering het document besproken en hebben het bijgewerkt. Dit voorstel werd in de plenum vergaderingen op een dynamische en constructieve wijze nogmaals bijgeschaafd en uiteindelijk goedgekeurd. Op 3/12/2002 werd advies uitgebracht aan de Minister van Volksgezondheid dhr Jozef Tavernier.

Bij deze besprekingen werd een positieve en toekomstgerichte denkwijze aangenomen. Hierbij werd bijzondere aandacht geschonken aan de blijvende verzekering van een kwaliteitsvolle en veilige zorgverstrekking aan de patiënt en aan de huidige sociale situatie van de personen die deze zorg verstrekken in bejaardeninstellingen en in de thuiszorg. Dat advies bestond uit twee luiken:
  • De kwalificatie – en toepassingsvoorwaarden waaraan zorgkundige moet beantwoorden om het beroep te kunnen uitoefenen.
  • De lijst met de activiteiten en verstrekkingen die de zorgkundige onder toezicht van de verpleegkundige en binnen een gestructureerde equipe kan verrichten.

In juni 2003 heeft deze Minister een Koninklijk Besluit laten tekenen. De nieuwe Minister van Volksgezondheid Demotte heeft het niet laten publiceren. Pas op 9/11/2004 heeft hij twee nieuwe voorstellen van K.B.n voor advies voorgelegd aan de Nationale Raad voor Verpleegkunde en aan de Technische Commissie voor Verpleegkunde. Deze besluiten hebben enkel betrekking op de ROB/RVT en de ziekenhuizen. Door de NRV en de TCV  werd een gemengde werkgroep samengesteld en in drie besprekingen werd een nieuw advies geformuleerd. Dit advies werd nagenoeg volledig gevolgd door de Minister.

Op 12/1/2006 zijn twee Koninklijke Besluiten verschenen
  • Het KB tot vaststelling van de nadere regels om geregistreerd te worden als zorgkundige.
  • Het KB tot vaststelling van de verpleegkundige activiteiten die de zorgkundigen mogen uitvoeren en de voorwaarden waaronder de zorgkundigen deze handelingen mogen stellen.

Het K.B. van 12/1/2006 betreffende de registratie en de overgangsmaatregelen van de zorgkundigen. De registratie (art. 2):
  • Getuigschrift van het 2de jaar van de derde graad van het secundair onderwijs richting “personenzorg” en een getuigschrift tot opleiding van “zorgkundige” die één jaar voltijds onderwijs omvat of van een gelijkwaardige opleiding in de sociale promotie.
  • Getuigschrift van een opleiding van sociale promotie of van een beroepsopleiding in het kader van “elders verworven bekwaamheden” die door de bevoegde instanties gelijk gesteld is aan de eerste opleiding. 
  • Getuigschrift van geslaagd zijn in het eerste jaar van de opleiding bachelor in de verpleegkunde, of gegradueerd verpleegkundige, of gebrevetteerd (gediplomeerd) verpleegkundige.
  • De aanvraag tot registratie gebeurt bij de Minister van Volksgezondheid. De aanvraag is vergezeld van een kopie van één van de drie vereiste getuigschriften.

De overgangsmaatregelen (art. 3):
  • Definitieve erkenning: De personen die op datum van de inwerkingtreding van het KB (1/3/2006) tewerkgesteld zijn als verzorgingspersoneel in een verzorgingsinstelling (art. 3 § 1) en beschikken over diploma’s, brevetten of getuigschriften overeenkomstig art. 4 §1 van het M.B. van 6/11/2003 betreffende de erkenning van ROB/RVT.
  • Definitieve erkenning: De personen die op datum van de inwerkingtreding van het KB (1/3/2006) tewerkgesteld zijn als verzorgingspersoneel in een verzorgingsinstelling (art. 3 § 2) en niet beschikken over diploma’s, brevetten of getuigschriften overeenkomstig art. 4 §1 van het M.B. van 6/11/2003, maar gedurende 5 jaar voltijds of equivalent zijn tewerkgesteld geweest in een verzorgingsinstelling .
  • De aanvraag tot registratie (art.2; 2° d) wordt gericht aan Minister van Volksgezondheid. De aanvraag is vergezeld van een document waaruit blijkt dat de betrokkene beantwoordt aan de voorwaarden gesteld in art. 3 § 1 of art. 3 § 2. 
  • Voorlopige erkenning (art. 3 § 3) De personen die tewerkgesteld zijn op 13/2/2006 als verzorgingspersoneel, maar die niet beschikken over diploma’s, brevetten of getuigschriften overeenkomstig art. 4 §1 van het M.B. van 6/11/2003 en ook niet 5 jaar voltijds of equivalent tewerkgesteld zijn in een verzorgingsinstelling.  
  • Voorlopige erkenning (art.3 § 4) De personen die uiterlijk op 31/12/2008 tewerkgesteld zijn als verzorgingspersoneel in een verzorgingsinstelling en beschikken over diploma’s, brevetten of getuigschriften overeenkomstig art. 4 §1 van het M.B. van 6/11/2003 of die behoren tot de lijst in bijlage I van de M.O. van 8/11/2006. 
  • De personen die de voorlopige erkenning als zorgkundige wensen te verkrijgen volgen deze procedure:
  • De aanvraag richten aan de Minister van Volksgezondheid 
  • Een document bijvoegen waaruit blijkt dat de betrokkene beantwoordt aan de voorwaarden gesteld in art. 3 § 3 of art. 3 § 4.
  • De aanvraag verrichten voor 1 juli 2012.
  • De voorlopige erkenning kan maximaal 10 jaar duren na het in voege treden van het KB, dus tot 30/6/2016.
  • De voorlopige erkenning wordt definitief (art. 2; 2° e) en art. 4) wanneer deze personen binnen de 10 jaar te rekenen vanaf de inwerkingtreding van het KB  voor 31/12/2015 een bijzondere opleiding van 120 uren hebben gevolgd die verband houdt met de activiteiten voorzien in het KB van 12/1/2006. Zij dienen ten laatste voor 31/12/2015 hun aanvraag tot erkenning in te dienen bij de FOD Volksgezondheid. Voorafgaande opleidingen kunnen in rekening worden gebracht.

Instellingen die in het verleden hun verzorgend personeel regelmatig hebben bijgeschoold, kunnen hiervoor op deze wijze beloond worden. Zij die dat niet hebben gedaan, zullen noodzakelijkerwijze een inspanning moeten leveren om de nodige kwaliteit te halen.

De Minister van Volksgezondheid heeft op 8/11/2006 een omzendbrief gepubliceerd publiceren die meer duidelijkheid verschaft over de voorwaarden tot erkenning en de manier van registreren. In deze brief heeft hij in bijlage I de lijst gepubliceerd van opleidingen die in aanmerking komen om het statuut van zorgkundige aan te vragen mits zij voor 31/12/2009 tewerkgesteld zijn in een verzorgingsinstelling en zij een bijkomende opleiding van 120 uren hebben gevolg. Hierdoor kunnen zorgverstrekkers die, naast de hoofdtaak van hun beroep, ook enkele zorgkundige activiteiten verrichten, deze blijven doen onder dezelfde voorwaarden als de zorgkundigen. 

Het K.B. van 12/1/2006 betreffende de lijst met de activiteiten en verstrekkingen die de zorgkundige onder toezicht van de verpleegkundige en binnen een gestructureerde equipe kan verrichten
  • De verpleegkundige activiteiten die de zorgkundigen mogen toepassen onder de hierna volgende voorwaarden, zijn in een lijst vastgelegd.
  • De zorgkundigen kunnen deze activiteiten enkel uitoefenen wanneer zij door een verpleegkundige zijn toevertrouwd. De verpleegkundige kan deze delegering elk ogenblik beëindigen.

De gestructureerde equipe
  • De gestructureerde equipe moet zodanig zijn opgesteld dat de verpleegkundigen toezicht kunnen uitoefenen op de activiteiten van zorgkundigen.
  • De gestructureerde equipe moet de continuïteit en de kwaliteit van de zorg garanderen; 
  • De gestructureerde equipe organiseert het gezamenlijk patiëntenoverleg waarbij het zorgplan geëvalueerd en zonodig bijgestuurd wordt;
  • De gestructureerde equipe voert een samenwerkingsprocedure in tussen verpleegkundigen en zorgkundigen. Deze laatste rapporteren nog dezelfde dag aan de verpleegkundige die toezicht houdt op hun activiteiten.

Toezicht
  • De verpleegkundige ziet erop toe dat de zorgverstrekking, de gezondheidsopvoeding en de logistieke activiteiten die hij/zij aan de zorgkundige van de gestructureerde equipe heeft toevertrouwd, correct worden uitgevoerd.
  • Het aantal zorgkundigen dat onder toezicht van een verpleegkundige werkt, hangt af van de personeelsnormen van de gestructureerde equipe, de complexiteit van de zorg en de al dan niet stabiele toestand van de patiënt. Hiermee rekening houdend, is de aanwezigheid van de verpleegkundige bij de uitvoering van de activiteiten door de zorgkundige niet steeds vereist.
  • De verpleegkundige moet bereikbaar zijn om de nodige informatie en ondersteuning te geven aan de zorgkundige. 

Algemeenheden
  • De zorgkundigen worden binnen hun bevoegdheden en vorming betrokken bij het bijhouden voor elke patiënt van het verpleegkundig dossier zoals bedoeld in art. 21 quinquies § 2 van het KB nr 78.
  • Zorgkundigen moeten elk jaar een permanente opleiding van minstens 8 uur krijgen.

De lijst met de activiteiten en verstrekkingen
De onderdelen van deze lijst kunnen enkel uitgevoerd worden wanneer voldaan is aan de kwalificatie – en toepassingsvoorwaarden. De lijst kan geen eigen leven leiden !!! De drie eerste activiteiten zijn in feite de belangrijkste, zowel voor de verpleegkundige als voor de zorgkundige en verwijzen naar art. 21 quinquies § 1 a) van de Wet op de Gezondheidszorgberoepen, hoofdstuk Verpleegkunde; waarin de definitie  “Verpleegkunde” wettelijk bepaald wordt. Hier krijgt de verpleegkundige de bevoegdheid om binnen een algemene omschrijving activiteiten aan de zorgkundige toe te vertrouwen, voor zover voldaan wordt aan de hoger beschreven kwalificatie - en toepassingsvoorwaarden. 

De verzorgenden die tewerkgesteld zijn in een ziekenhuis worden door de overgangsmaatregelen erkend als zorgkundige. 

Het KB 18 maart 2019 betreffende de wijziging van het koninklijk besluit van 12 januari 2006 tot vaststelling van de verpleegkundige activiteiten die de zorgkundigen mogen uitvoeren en de voorwaarden waaronder de zorgkundigen deze handelingen mogen stellen.

In 2019 werd de lijst van handelingen van de zorgkundigen uitgebreid. Zorginstellingen waren vragende partij, samen met de zorgkundigen. Sommige beperkingen in de lijst waren ook niet zeer logisch (waarom wel temperatuur meten en geen bloeddruk ?). Na advies van de TCV werden o.a. de meting van parameters, toediening van medicatie langs een aantal ‘dagelijkse’ wegen (oraal, oog- en oordruppels) en aanbrengen van compressieverbanden toegevoegd.

Bevoegdheid kan maar met bekwaamheid
Om de bijkomende handelingen te mogen stellen hebben zorgkundigen een bijkomende opleiding nodig van 150 uur (theorie en stage).
Voor de zorgkundigen die afstuderen vanaf 2019 is deze opleiding al voorzien in de normale studie dus zij zijn automatisch bevoegd om de handelingen uit te voeren. In veel instellingen kregen beiden ondertussen de naam “zorgkundige plus”.

Ook de voorwaarden voor erkenning werden aangepast. 
Wie slaagde in het eerste jaar verpleegkunde (HBO-5 of bachelor) met een basis ouderenzorg, kan zijn erkenning als zorgkundige aanvragen en werken als zorgkundige. 
Studenten kunnen deze mogelijkheid gebruiken om bijvoorbeeld in de vakanties als jobstudent-zorgkundige te werken.
Student vroedvrouwen, die geen stage meer doen in de klassieke verpleegafdelingen, kunnen de erkenning aanvragen als ze in of bij hun eerste jaar ook een theoretische opleiding en stage ouderenzorg gevolgd hebben.

Bijlage bij het koninklijk besluit van 12 januari 2006 tot vaststelling van de verpleegkundige activiteiten die de zorgkundigen mogen uitvoeren en de voorwaarden waaronder de zorgkundigen deze handelingen mogen stellen.
  
2° ) Lijst van 1 september 2019
*  Meting van de parameters behorende tot de verschillende biologische functiestelsels, met inbegrip van de glycemie meting door capillaire bloedafname. De zorgkundige moet de resultaten van deze metingen tijdig en accuraat rapporteren aan de verpleegkundige.
*  Toediening van medicatie, met uitsluiting van verdovende middelen, die voorbereid is door de verpleegkundige of de apotheker langs volgende toedieningswegen:
  • oraal (inbegrepen inhalatie);
  • rectaal;
  • oogindruppeling;
  • oorindruppeling;
  • percutaan;
  • subcutaan: enkel voor wat betreft de subcutane toediening van gefractioneerde heparine.
*  Voeding en vochttoediening langs orale weg.
*  Manuele verwijdering van fecalomen.
*  Het verwijderen en heraanbrengen van verbanden en van kousen ter preventie en/of behandeling van veneuze aandoeningen.

Met oprechte dank aan René Tytgat en Marc Van Bouwelen